Op zaterdag 14 augustus 2010 begon ik aan mijn eigen dodentocht, zonder voorbereiding en zonder te weten waar ik zou overnachten, niet via een commercieel uitgestippelde route. Een bedevaart naar Echternach, het oudste stadje van Luxemburg. Te voet naar het graf van Sint-Willibrordus vanuit het eeuwenoude Kempische Itegem. Een dorpje dat al lang vergeten is op de kaart, maar dat ooit één van de belangrijkste plaatsen in het Hertogdom Brabant was, door zijn gunstige ligging aan de oever van de Grote Nete. Vier landenEen rugzak met als uitrusting: een tent, slaapzak en slaapmatje, enkele onderbroeken en kousen, de meest noodzakelijke wasspullen, een kleine kaart, een notitieboekje en stapels leesboeken waren voldoende om deze tocht aan te vatten. Halverwege de voormiddag vertrok ik langs enkele dorpjes in de groene Netevallei. Tien kilometer verderop maakte ik in Westerlo aansluiting met de GR-5. Een lange afstand-wandelroute. De moeder, of misschien wel de vader van de wandelroutes die heel Europa doorkruisen. De GR-5 start aan de Noordzee in Hoek van Holland en eindigt aan de Middellandse Zee in Nice. Een afstand van bijna 1300 km. Echternach ligt vanaf Westerlo ongeveer een 400 km verder langs deze GR-5. Tussen Averbode en Scherpenheuvel verliet ik de Kempen en kwam terecht in de uitgestrekte velden van het lichtglooiende Hageland. Zo ook het stadje Diest met zijn groene vestiginggordel uit de 19de eeuw. Ik wandelde langs zeer bosrijk gebied dat afwisselde met heidelandschappen, uitgestrekte natuurgebieden en vogelreservaten, vanaf Bokrijk, over Zutendaal tot Lanaken, en kwam daarna terecht in een stukje Nederland. Maastricht aan de oevers van de Maas. "Met een eigen Office de Tourisme, het Disneyland van de Kerk, inclusief zijn Disneylandhotels."â– â–Via de Sint-Pietersberg (109 m), een prachtig stukje groen ten zuiden van Maastricht, kwam ik terug in België. Aan de voet van deze heuvel ligt het laatste Vlaamse dorpje Kanne, waarlangs ik Wallonië binnenkwam. Hier een lichtgolvend landschap met veel fruitgaarden. Langs het grauwgrijze en dode Visé, maar ook langs het kleine dorpje Dalhem met de restanten van een vroegere citadel. Levende geschiedenis. Ten oosten van Liège betrad ik de Ardennen, met in Fraipont één van de oudste treintunnels (1841) van België - nog steeds in gebruik - en in het commerciële circus van Banneux, waar de Maagd Maria in 1933 acht keer verscheen aan een meisje van elf jaar. Met een eigen Office de Tourisme, het Disneyland van de Kerk, inclusief zijn Disneylandhotels. Ik liet dat laatste aan mij voorbijgaan, evenals het toeristische kuurstadje Spa dat ik enkel als slaapplaats gebruikte. De venen die daarna onder mijn voeten doorschoven richting Stavelot, konden mij veel meer bekoren. Het Franstalige gedeelte ingeruild voor het Duitstalige gebied in de omgeving van Vielsalm. Minder hoogteverschillen en een glooiend landschap met uitgestrekte graslanden en akkerbouw. Uiteindelijk belandde ik in het rustige dorpje Ouren, met het drielandenpunt België-Duitsland-Luxemburg, vanwaar ik Luxemburg binnenliep. Diep in de mooie en bosrijke vallei van Die Our, op de grens tussen Duitsland-Luxemburg wandelde ik naar het stadje Vianden dat aan de voet van een berg met een prachtige middeleeuwse burcht ligt. De laatste dag ging het naar Wallendorf in Duitsland, waar Die Our in La Sûre stroomt. Om meteen weer voet te zetten in Luxemburg en ik volgde La Sûre, met aan de overkant Duitsland, tot in Echternach gelegen in La Petit Suisse, het mooiste stukje natuur van de Benelux. Regen, zonneschijn en proevertjesCulinaire hoogtepunten beleefde ik niet echt. Ik overleefde meestal op brood en kaas, gezien mijn zeer beperkt budget. Enkele avonden at ik zelfs niets, omdat ik geen slaapplaats vond en ik mijn tent in de velden plaatste ver weg van alle bewoning. Om mijn fles met water te vullen, belde ik meestal even aan bij een woning. In Vlaanderen werd ik overal heel schichtig bekeken en men trok de deur terug dicht terwijl ze duidelijk met veel tegenzin mijn fles vulden. In Wallonië en Luxemburg daartegenover ontving men mij heel hartelijk, ik kreeg nog cola en boterhammen bovenop. Eén uitzondering in Vlaanderen: in de abdij van Averbode kreeg ik gratis een uitgebreide warme avondmaaltijd, onderdak en ontbijt. Halverwege de bossen van het provinciale domein Hertberg stopte ik de eerste dag bij Mie Maan. Een oude herberg langs de steenweg van Westerlo naar Averbode. Voor vele wandelaars en fietsers richting Scherpenheuvel een vaste stopplaats. Door de jaren heen hadden ze daar wel gemerkt hoe gewillig een toerist was en de prijskaart was in die zin aangepast. De opzichtige reclame op parasols en de modernisatie van het meubilair deden al de charme van weleer teniet. Wat niet belette dat ik met volle teugen genoot van heerlijk fris bier op deze warme zomerdag. Daar besloot ik om dagelijks bier te drinken. Deze kleine investering gunde ik mijzelf. Elke keer probeerde ik een ander bier. Enkele dagen later werd het zeer koud. Met grote pozen piepte de zon. Ze verdreef de donkere wolken en regenbuien van de afgelopen dagen. Ik zette mij in Viversel als enige op een terras, al de andere gasten kropen voor de snijdende wind weg in de herberg. Grote schepen met vrachtvervoer vaarden voorbij op het Albertkanaal. Met volle teugen genoot ik van Ne Stoere. Volgens de waardin een tripelbier van 7%, naar een recept van haar vader. "Later, net in Wallonië, plukte ik enkele peren die nog moesten rijpen, de laatste ging mee tot in Echternach."â– â–In het Hageland plukte ik al clandestien wat appelen. In de heuvels rondom Maastricht stak ik krieken tussen mijn kiezen en lag in bloot bovenlijf op een rotsblok na te genieten in een heerlijk zomerzonnetje. Op de Sint-Pietersberg, aan de rand van Maastricht, genoot ik nadien nog van een heerlijke La Chouffe en het prachtige uitzicht over de stad. De Mergelgrotten liet ik links liggen, maar een vluchtige kijk in een ondergrondse kastelengroeve, waar tussen 1770 en 1776 bouwstenen werden gewonnen, kon ik niet laten. Al was het maar omdat dit verboden terrein was. Later, net in Wallonië, plukte ik enkele peren die nog moesten rijpen, de laatste ging mee tot in Echternach. Vlak voordat ik Wallonië binnenwandelde verwende ik mijzelf nog met het heerlijke Grottenbier. Mijn dank aan Linda van Kanne, de uitbaatster van de heerlijke brasserie, die mee hielp in mijn zoektocht naar een volgende slaapplaats. Het kon niet baten, want mijn volgende nacht werd er eentje met een tentje in de velden. Aan de oever van La Vesdre te Nessonvaux, smaakte een Chimay Blue. Nergens beter dan daar. De dagelijkse vitamientjes geserveerd in een gekoeld glas. Met bijhorende fromage. Bovendien een stuk goedkoper dan ergens anders. "Zo hangt er waarschijnlijk in de struiken van Burg Reuland nog een rode onderbroek van mij."â– â–Terwijl ik in het centrum van Vielsalm een Rochefort 10 dronk, dreven er hardnekkige buien aan. Het laatste zomerweer van de voorbije dagen spoelde weg. De regenwolken hielden stand tot de voorlaatste dag. Ik kreeg steeds moeilijker mijn kousen en ondergoed droog. Tussen de stortvlagen door hing ik met wasspelden mijn goed buiten aan de rugzak, als wapperende wimpels in de wind. Zo hangt er waarschijnlijk in de struiken van Burg Reuland nog een rode onderbroek van mij. Ik kon ze alvast niet meer vinden na een steile beklimming. De buien waren soms heel hevig, met zwaar onweer er bovenop. Soms schuilde ik wel een half uur of meer onder een boom, in een bushokje of gewoon tegen wat struikgewas. Alsof ze tonnen met water uit de hemel kieperden. Met heel snel nadien plots weer zon. Terug donkere wolken met nieuwe open sluizen en opnieuw zon. In Hohenbusch was ik op het lumineuze idee gekomen om alvast dan toch één onderbroek en één paar kousen te drogen aan de handblazer van de toiletten op de camping. Dat of niets. Ernest Claes, een Italiaan en een LuxemburgerHemelvaartdag. Ik belandde de avond voordien in de abdij van Averbode. Voor de Kerk een hoogdag, voor de abdij een dubbele hoogdag. Die dag vierde men 100 jaar kroning van het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart. In 1910 kroonde kardinaal Désiré Mercier dit beeld in aanwezigheid van een indrukwekkende schare prelaten in vol ornaat, de toenmalige eerste minister, de adellijke familie de Mérode en een grote massa volk. Zestigduizend mensen. De kroning vond plaats op een heuvel voor de abdij, waar nog altijd de kroningskapel staat. Ik besloot de tweede dag van mijn tocht tussen de paters te blijven. Na de indrukwekkende viering in een overvolle abdijkerk, weliswaar met minder volk dan honderd jaar geleden, waande ik mij heel even Ernest Claes. Ik verbleef de ganse namiddag in mijn gastenkamer aan een houten bureau met tafellamp, pen en papier. De schrijver van De Witte verbleef ook een tijdje in deze abdij. Hij kwam hier tot bezinning en waarschijnlijk ook tot enkele mooie geschriften. Zijn graf is tegen de zijgevel van de abdijkerk. Zo verbleef ik twee nachten in Averbode. Twee keer sliep ik een jeugdherberg, Bokrijk en Vianden; twee keer plaatste ik mijn tent noodgedwongen in de vrije natuur en de andere keren verbleef ik op een camping. Maastricht was een uitzondering. Omdat ik onderweg te lang genoot van het zonnetje en het vrijdagvond was, vond ik geen betaalbare slaapplaats in Maastricht. De dame van het VVV-kantoor vond niets meer dat niet al te prijzig was. Ik bemerkte in het toerismekantoor een Italiaan, heel zenuwachtig, die slecht Engels sprak en ik verstond dat hij tevens een betaalbaar bed zocht. Ik stelde voor om een kamer te delen. Hij zag dat meteen zitten. Voor we het goed en wel beseften, zaten wij samen die avond van de sterrenhemel te genieten op het dak van ons verblijf, samen blowing in the wind. Tussen Maastricht en Visé stak ik de lichtgolvende hoogvlakte Les Hauts de Froidmont over. Een enorme vlakte van velden, zonder bomen of enige beschutting. De zon brandde, het water raakte op. Ergens op die vlakte was ik mijn GR-spoor kwijtgeraakt. Ik besloot mijn tentje op te zetten in een weide en zou de dag nadien wel het juiste spoor zoeken. Mijn tent uit het zicht, achter hoge maïsstaken. Als eten had ik alleen nog enkele veel te harde peren. Wat opfrissen zat er helemaal niet in. Ik rolde mijn slaapmatje af in het hoge gras en genoot met gesloten ogen nog enkele uurtjes van de laatste zonnestralen en bij het zakken van de zon van de opkomende krekelgeluiden. Toen de sterren en de maan verschenen, kroop ik moe en uitgeteld in mijn tentje. "Ze duwden mijn tentje in een piepklein hoekje vlak naast de toiletten. Mijn nacht rook als een beerput."â– â–Later in Soumagne hield ik opnieuw een rustdag. De eerste camping in Wallonië. Op het domein Wégimont met een prachtig park, kasteel en zeer laag staangeld voor mijn eenpersoonstentje van een halve meter hoogte. De prijzen in het plaatselijk campingcafé waren eveneens zeer laag en democratisch. Bovendien was er nog een heerlijk zwembad. Dit in tegenstelling met de veel te dure campings in Vlaanderen en de camping in Spa, waar je nog eens extra betaalde voor een douche. Deze laatste lag dan nog 3 km buiten het centrum, ver weg van al het hautaine gedoe. De camping van Vielsalm versloeg alle records. Heel duur, ik moest betalen voor water, een enorm dure cafetaria en ze duwden mijn tentje in een piepklein hoekje vlak naast de toiletten. Mijn nacht rook als een beerput. Bovendien regende het de ganse nacht. ‘s Morgens stond ik in de gietende regen mijn tent af te breken. "Deze keer zat ik, na het opzetten van mijn tentje op een camping in Ouren, in het zonnetje met een Chimay Rouge voor mij."Enkele kilometers voor Ouren brak een stortbui los. Het pad dat ik omhoog klom vanuit de vallei van de Federbach veranderde in een kleine bergbeek waar ik doorploeterde. Helemaal doorweekt kwam ik terecht in een schuilhut. Uit te verte kwamen nog vier mensen op de schuilhut af. Ik herkende meteen hun Kempisch dialect. Er ontstond een zeer leuke conversatie. Later die dag kwam ik ze opnieuw tegen, deze keer zat ik, na het opzetten van mijn tentje op een camping in Ouren, in het zonnetje met een Chimay Rouge voor mij. De hele avond het geruis en het kabbelende water van Die Our in mijn nachtelijke tentdromen. Heerlijk rustgevend. Ik ontmoette nog enkele streekgenoten. Een bejaard koppel uit Lier op verkenning met de auto in de streek van Burg Reuland. Later kwam ik hen opnieuw tegen ter hoogte van Dasbourg. De voorlaatste dag sliep ik op één kamer met een man uit Westerlo in de jeugdherberg van Vianden. Hij was met de fiets op weg naar Bazel. De allerlaatste dag raakte ik aan de toog van een Duitse kroeg, met een Bitburger in mijn hand, aan de praat met een oude Luxemburger. We hadden een heel leuk gesprek met herinneringen aan de oorlogsjaren in Luxemburg en het leed dat de Duitsers bij de Luxemburgers veroorzaakte. De Duitse waardin hoorde dit aan en zweeg. De Maagdentoren, de venen en een prachtige ochtendstondIn Zichem kreeg ik al prachtige natuur te bewonderen. De Demerbroeken, met aan de rand van het gebied het geboortehuis van Ernest Claes. Delen van de Demerbroeken worden door zachtaardige Gallowayrunderen begraasd. Een stukje verder in Zichem kwam ik voorbij de Maagdentoren, een middeleeuwse woontoren uit de 14de eeuw. Ook wel bekend uit De Witte van Zichem. De basiliek van Scherpenheuvel liet ik links liggen, dat leek mij teveel commercie. Evenals in Diest, maar het is zeker de moeite waard eens een kijkje te nemen in het oude begijnhof. Zelf liep ik rond het stadje langs de groene vestinggordel uit de 19de eeuw, via het provinciale domein Halve Maan met zijn openluchtbaden en andere recreatiemogelijkheden. Een aanrader voor gezinnen met kinderen. Na een regenachtig nachtje in mijn tent in de vrije natuur, stond ik oog in oog met de 1000-jarige eik van Lummen en zocht mij een weg door een bosrijke omgeving met veel waterplassen, zoals het natuurdomein Bovy tussen Boksbergen en Stokrooie. Eerder passeerde ik al het Circuit van Zolder. "Een mix van vijvers met brede rietkragen, moerasbosjes, ruigten, natte en droge heide, vennen, graslanden en droge duinkammen."â– â–Het dorpje Kievit bij Hasselt was helemaal omgetoverd tot een festivaldorp. De dag nadien vond hier Pukkelpop plaats. Hierdoor moest ik mijn weg zoeken tussen dranghekkens en waren grote stukken van mijn te volgen pad volledig afgesloten. Ik moest opnieuw op zoek naar GR-tekens richting Bokrijk, met het grote en beroemde openluchtmuseum. De dag nadien dwars door het natuurgebied De Maten. Een paradijs voor vogels en vogelliefhebbers. Het gebied bevindt zich aan de rand van het Kempisch Plateau. Een mix van vijvers met brede rietkragen, moerasbosjes, ruigten, natte en droge heide, vennen, graslanden en droge duinkammen. Ten zuiden van het Nationaal Park Hoge Kempen, een natuurgebied van 5000 ha met bos en heide, bevindt zich het bos Kattevennen. Aan de rand van het prachtige uitgestrekte bos, in het dorpje Wiemesmeer, zag ik een Lourdesgrot. Uiteraard met recht daar tegenover een taverne en veel fietstoerisme. Via de Muggenberg, een kleine zanderige heuvel, kwam ik in het bos Lietebergen terecht. Bovenop de heuvel zag ik een spierwit en reuzengroot Mariabeeld. Het bos zelf was zand, dennen en eindeloos. Bijna een ganse dag liep ik erdoor, zonder iets of iemand tegen te komen, tot in Lanaken. "Ik verorberde een patat friet met zoete mayonaise en een typisch Hollandse kroket aan de oever van de Maas."â– â–Maastricht. Al wie houdt van shoppen, vindt hier zeker zijn gading. Aan de zuidelijke rand zit je meteen temidden van het groen. Het oude centrum is zeer aangenaam op één van de vele terrasjes of iets gaan eten in de talloze gezellige restaurantjes. Allemaal boven mijn budget, maar zeker een aanrader voor een daguitstap of citytrip. Ik verorberde een patat friet met zoete mayonaise en een typisch Hollandse kroket aan de oever van de Maas welke heel breed dwars door Maastricht stroomt. Via de groene vallei van La Geer passeerde ik Eben-Emael. Het fort hier was een belangrijk strategisch punt van de Belgische verdediging in het oosten, om tijdens Wereldoorlog II de Duitsers de overtocht te verhinderen tevergeefs trouwens) van het Albertkanaal en de Maas. Ik klom verder tot een hoogplateau met in de verte de dorpjes Zichen, Zussen en Bolder aan de overkant van de taalgrens. Langs een steile klim met trappen verliet ik heel snel Visé - de stad leek wel op sterven na dood - en belandde terug temidden de velden. In het dorpje Feneur onder prikkeldraad en dwars door de weiden tussen koeien, schapen en kippen. Via de Vallée de la Julienne en de streek tot aan Soumagne met zijn weinig bewandelde paden, dichtgegroeid met netels, distels en bramen, kwam ik terecht in het zwaardere werk, de hoogteverschillen van de Ardennen. "Tussen de vele biezen vond ik totaal geen pad meer. De grond slurpte mijn wandelschoenen naar beneden."â– â–Nadien aan de venen. Heel bijzonder vond ik het Fagne de Malchamps-Benzinne (570 m) aan de rand van de Hoge Venen. Na de wandeling door het veen kreeg ik vanop een hoge toren aan de rand van dit prachtige stukje natuurgebied, met heel veel paarse kleurschakeringen, een wondermooi uitzicht over het veen en de verre omgeving. In het volgende, Les Grandes Fagnes (500 m) was het zeer vochtig en tussen de vele biezen vond ik totaal geen pad meer. De grond slurpte mijn wandelschoenen naar beneden. Stavelot heeft een prachtige abdij. Na een tentnachtje naast een kabbelend beekje en een Tripel Karmeliet verliet ik via een steil slijkpad, helemaal dichtgegroeid met van alles dat maar kan prikken, het stadje aan de oevers van l’Amblève. Nadien over een hoogvlakte. Afwisselend weiland en bos met een tussenstop in Vielsalm. Nadien dwars door het grote bos Forêt dominiale du Grand-Bois. Hier besloot ik de grote steenweg te volgen in de plaats van het bospad. Gezien de zware onweersbuien leek mij dit iets veiliger. Vanaf Braunlauf moest ik mijn beste Duits tevoorschijn toveren om te communiceren. De dagen nadien brachten mij langs een prachtig landschap, vol stilte en rust, met uitgestrekte graslanden en akkerbouw langsheen een glooiende horizon. Een licht roodgloeiende hemel met tinten van blauw en geel, versierd met enkele witte wolkjes zorgden voor een prachtige ochtendstond. "Ik merkte dat ik de verkeerde richting uit stapte en diende het hele stuk terug te gaan."â– â–In Burg Reuland een oude vesting met muren en torens uit de 14de en 16de eeuw. Aan een onduidelijke kruising met een andere GR liep ik hier een tweetal kilometer de verkeerde richting uit via een zware beklimming langs een kruisweg tot aan een kapel - het leek wel mijn eigen kruistocht - en ging dan via een oude spoorweg terug het dal in, richting Weveler. Ik merkte dat ik de verkeerde richting uit stapte en diende het hele stuk terug te gaan. Opnieuw een klim en een afdaling. Het eerste wat ik te verduren kreeg nadat ik het goede spoor vond, was opnieuw een supersteile klim. Boven totaal buiten adem en met één onderbroek minder. Ik voelde mij echt wel gekruisigd. Van Ouren tot Vianden ging ik door de wondermooie vallei van Die Our. Met af en toe stevige klimpartijen langs kabbelende zijriviertjes en mooie rotspartijen. Vooral het stuk tot Dasbourg is een prachtig stukje natuur. Je kunt dit eveneens als dagtoerist afleggen, vanaf Ouren naar Dasbourg en langs de andere oever terug, of omgekeerd vertrekkend vanuit Dasbourg. Een mooie tocht van iets minder dan 30 km. Na zeventien dagenVia de brede groene vallei van La Sûre, één van de belangrijke rivieren van Luxemburg, passeerde ik de laatste dag langs dorpjes en gehuchtjes met Duitsklinkende namen als Dillingen, Cloosbierg, Grundhof, Bollendorf-Pont en Weilerbach. Maar in werkelijkheid spreken ze hier Letzeburgs, naast het Frans de tweede officiële landstaal. Ik telde de kilometers af. Half vier in de namiddag, 30 augustus 2010, bereikte ik Echternach. De twee torens van de basiliek in de abdij waren van ver zichtbaar. Zeventien dagen na mijn vertrek, vijftien stapdagen en 415 km in de voeten. Het waren zeer leerrijke dagen. Ik kwam drie stappen voorwaarts in mijzelf. De schoonheid van mijn tenen ging twee stappen achterwaarts. Maar wat is de werkelijke schoonheid? Hanan Ik reis de wereld rond om onverwachte verhalen te vinden. 4 januari 2013 Comments are closed.
|
|